Meer over Nieuws

Bid- en dankdag

Naar goed gebruik, vieren we net als veel protestante gemeenten in het voorjaar Biddag en in het najaar Dankdag voor Gewas en Arbeid.

Biddag is een Nederlandse christelijke feestdag in de protestantse traditie, die verbonden is met de dankdag voor gewas en arbeid in het najaar (november). Twee dagen in het jaar waar we stilgezet worden bij de afhankelijkheid van ons bestaan. Een oefening in bescheidenheid. Niet wìj hebben de touwtjes in handen, maar in alles zijn wij afhankelijk van God.

De oorsprong

In de middeleeuwen ontstond het gebruik om in moeilijke tijden aparte bededagen te houden. De oorsprong van de huidige bid- en dankdagen ligt dan ook waarschijnlijk in de rooms-katholieke middeleeuwse quartertemper- en kruisdagen.

De naam quartertemper is afgeleid van het Latijnse “quator tempora” (vier tijden). Aan het begin van elk van de vier seizoenen waren er dagen van bezinning, gebed, vasten en boetedoening. Voor de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland was het gebruikelijk om tot God te bidden en om Zijn zegen te vragen voor de vruchten van de aarde met een processie (openbare belijdenis van het geloof in een plechtige rituele optocht), waarbij de priester met een kruis door de velden trok. Bij de kruisdagen ging het vooral om omstandigheden op seculier gebied zoals oorlog, honger en nationale rampen.

Tijdens de reformatie keerden grote delen van Nederland het katholicisme de rug toe en sloten zich aan bij het protestantisme. Bij het vorderen van de reformatie werd de traditie van de bededagen overgenomen. Zo werden in tijden van oorlog, bij vervolging van dé kerk en bij ernstige nationale rampen, door de overheid biddagen uitgeschreven met de opdracht om in kerkdiensten de noden van land en kerk voor te leggen aan de Heere en Hem om hulp en verlossing te bidden. In 1578 bepaalde de Synode van Dordrecht dat er tijdens oorlog en rampen massaal gebeden en gedankt moest worden.

Een vaste dag om te danken werd in 1653 in Zeeland vastgesteld en in 1658 in Overijssel.  "Dat alle jaren op den 1sten Donderdag in de Mey door de geheele Provintie een Algem. Vast- en Bededag tot afweeringe van Godes Plagen en het verkrygen van een gezegende Somer zal worden geholden,- en dat op den eersten Donderdag in September weder een Generale Dankdag voor de veelvoudige verkregen segeningen en weldaaden zal worden gecelebreert."

In de Dordtse Kerkorde staat in artikel 66 dat de classis aangewezen is om in tijden van oorlog, epidemieën, vervolging van de kerk en andere algemene rampen een speciale biddag of gebedssamenkomst uit te schrijven. Toen de industrialisatie toenam, is de viering veranderd in dankdag voor gewas én arbeid. Tegenover de dankdag werd later ook een vaste dag om te bidden ingesteld.

Vaste- en bededagen

De vaste- en bededagen waarover art. 66 van het Kerkrecht spreekt, werden in de tijd van de reformatie door elke gemeente afzonderlijk en op eigen initiatief gehouden.  In die tijd was er nog vaak sprake van vervolging en onderdrukking van de gemeenten. Later werden door de overheid in geval van bijzondere tijden van gevaar of bij nationale rampen vast- en bededagen uitgeschreven. Alle kerken in Nederland werden opgeroepen om een boetedag te houden, een dag van gebed die vaak samenging met vasten: “om zich te begeven tot bidden, vasten, aalmoesen en andere goede wercken den Heere aangenaem” (Mattheüs 6 : 1-6 en 16-18).

De eerste bededagen werden op gezag van prins Willem van Oranje (stadhouder van Holland en Zeeland) uitgeschreven. Later werd dit door de Staten van de afzonderlijke gewesten gedaan en sinds 1584 door de Staten Generaal. Maar ook door de eerste nationale synoden werd bepaald dat algemene bede- en vastedagen gehouden moesten worden. Synode van Dordrecht 1578: “In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijden, zware vervolgingen der kerk en andere openbare ellendigheden, zal men een vasten met bidden aanstellen en heiligen door de raad der kerk en bewilliging der overheid zo dit geschieden kan. Alzo dat de gemeente zich van het gewoonlijke voedsel en de tijdelijke handeling (d.i. het dagelijks werk) onthoudende tot de avond toe, met bidden, het Woord Gods te horen, de heilige Schriften te lezen en andere heilige oefeningen haar boetvaardigheid en geloof betuige en in de ware godzaligheid toeneme”.

Biddagsbrieven

De synode was de mening toegedaan dat het uitschrijven van openbare vast- en biddagen een taak van de overheid was. Hierdoor ontstond een ‘gelijkheid’ die er voorheen niet was. Door de overheid werden “biddagsbrieven” gedrukt. Hierin werden predikanten uitgenodigd de preken passend te maken bij de omstandigheden van het land.

De “biddagsbrief” werd door de Staten aan de plaatselijke magistraat gestuurd. Die overhandigde deze aan de kerkenraad en op de eerstvolgende zondag werd de “biddagsbrief” door de predikant voorgelezen. Op last van de overheid waren op biddag alle herbergen gesloten en publieke vermakelijkheden en het uitvoeren van openbare arbeid was verboden. De kerkgebouwen konden het aantal bezoekers niet aan, iedereen die maar kon, bezocht de diensten en bleven een hele dag. Er werd tweemaal gepreekt en tussen de diensten door werd uit de Schrift gelezen. De meesten vasten en voor wie dit niet mogelijk was, stelde zicht tevreden met water en brood.

De biddagen werden uitgeschreven wanneer het land in nood was of in gevaar verkeerde. Denk  daarbij aan het uitbreken van een besmettelijke ziekte, een dijkbreuk, een overstroming, of het leveren van veld- of zeeslagen. Wanneer deze nood geweken was, werden dankdagen gehouden voor redding en verlossing van de gevaren.

Bid- en dankdag

De bid- en dankdagen zoals we die nog steeds kennen en houden, zijn gericht op gewas én arbeid. Officieel worden deze gehouden op de tweede woensdag in maart en de laatste woensdag in november. Lokaal kunnen er afwijkende data zijn, soms door gebruik in een bepaalde streek, soms omdat een gemeente vacant is. Tijdens de biddag wordt de arbeid in het natuurlijke leven, economie, het gewas en de komende oogst aan de Heere opgedragen. In het najaar komt de gemeente samen op de dankdag om de Heere te danken voor alle zegeningen die uit Zijn hand werden ontvangen. In plaatsen waar visserij een belangrijke bron van inkomsten is, werden deze bid- en dankdagen (begrijpelijkerwijs) vooral gericht op visserij.

Deze speciale kerkdiensten werden in alle kerken gehouden. We melden ‘werden’ want inmiddels is door veel kerkformaties deze speciale bid- en dankdag afgeschaft of verschoven naar de zondag. Er wordt dan een ‘oogstdienst’ gehouden die dankdienst is voor het gewas waarbij de oogstgaven (meestal bloemen en/of fruit) worden geschonken aan de zieken.

Niet langer een nationale zaak

Aan het eind van de 18e eeuw veranderde het karakter van de bid- en dankdagen. De preken werden meer en meer politiek getint en de biddagbrieven en -preken hadden niet meer tot doel om mensen bewust te maken van hun afhankelijkheid van God maar werden een politieke beschouwing waarbij de prediker duidelijk liet blijken voor welke partij hij sympathie had. Dit ging door tot in 1795 de Fransen de Nederlands Republiek binnenvielen. Dit was het einde van de Republiek én het einde van de bid- en dankdagen. Op 8 maart 1795 werd de beruchte Utrechtse biddag gehouden met als opschrift: ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap’ en waarin de vrije burgers opgeroepen werden om de ‘Almagtige hand te loven van den ontfermenden hemelse Vader, die stromend water van rivieren en inundatiën, door een zonderlinge en langdurige vorst tot een effen baan gevloeid, de franse krijgsmagt onbeschadigd er over geleid en hun verbaasde tegenstanders vluchtende voor hen had uitgedreven. Dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen’. Toch waren er nog veel Nederlanders die met weemoed terugdachten aan de dagen waarop het vaderland en Oranje aan de Allerhoogste werd opgedragen en gesmeekt werd om Zijn bescherming en bewaring. De nationale bede- en dankdagen zoals Nederland die kende waren vergoed verdwenen. Het houden van deze bijzondere dagen was vanaf dat moment een zaak van de kerken.

In orthodox-christelijke gemeente en streken kwam het openbare leven nog (deels) stil te liggen, maar naarmate de overheden meer en meer seculier werden, verviel de status van “vrije dag” op steeds meer plaatsen.  

 
  • © hersteld hervormde kerk 2024